Smart Mobility-oplossingen zijn in potentie kosteneffectieve en elegante manieren om de beleidsdoelen voor mobiliteit te bereiken. Maar de uitvoering ervan is sterk ICT-gericht en dat vraagt om kennis en expertise die niet voor iedere verkeersprofessional vanzelfsprekend is.
In het algemeen is het toepassen van ICT en het gebruiken van data gebonden aan eisen van privacy en veiligheid. Daarbij hebben overheden een voorbeeldfunctie als het gaat om hun eigen systemen, en een ‘waakhondfunctie’ als het gaat om het beschermen van burgers voor misbruik door dienstverleners. In de landelijke mobiliteitsstandaarden van CROW wordt daarom ook gewezen op de noodzaak van zogenaamde DPIA’s en eisen vanuit de BIO.
Dit geldt voor alle diensten die door, namens of met een overheid worden aangeboden. Bijvoorbeeld voor het reserveren van een parkeerplaats voor een deelauto van een specifieke aanbieder. Een gemeente zou met deze partij afspraken kunnen maken over het delen van data over het gebruik en de klanttevredenheid, maar ook over het voldoen aan wettelijke eisen ten aanzien van privacy & security.
Een ander risico is dat van monopolievorming of vendor lock-in. Met name bij MaaS en deelmobiliteit in de openbare ruimte moet de overheid er voor waken dat de aangeboden diensten voor iedereen toegankelijk zijn. Deze eis van ‘interoperabiliteit’ kan er voor zorgen dat deelvervoer beter integreert met openbaar vervoer en andersom. En door open datastandaarden te eisen bij de uitwisseling van informatie kan een overheid makkelijker overstappen naar een andere leverancier of dienstverlener van bijvoorbeeld verkeersmanagementsystemen.